Ze spreekt duidelijk nog geen ‘honds’

Door: Benaiah

Ze spreekt duidelijk nog geen ‘honds’

’t Hoort een Ier te zijn. Een Ierse terriër, wiens DNA voorschrijft dat hij zich senang voelt bij Iers weer. Alleen ik bleek de mooi-weer-telg uit het nest te hebben gekozen. Een soort kompasnaald, die met hondenweer maar één richting op wijst: naar z’n droge, warme mand.

 

Zelf vond ik die chromosomale afwijking wel best. Doorweekt thuiskomen of nagenieten van natte hondengeur is niet echt mijn ding. Dus volstonden mini-wandeltjes op druilerige dagen. We begrepen elkaar. Tenminste, tot de corona-lockdown. Toen ineens bleek mijn hond een alibi, want ik mocht wél naar buiten zonder een bon te riskeren. 

 

Mijn terriër, daarentegen, was zichtbaar in de war. Wat bezielde de baas om langs de dijk te gaan in de stromende regen? Het bokkige beest nam dan ook een spurt zodra hij een perkje met bomen zag. Onder dit schamel bladerdak trof ik ook mijn buur met zijn labrador. 

 

Inmiddels hoosde het. Verderop worstelde een vrouw met een pup. Gedempte vloeken in de nacht. Duidelijk een lockdown-gelegenheidshondeneigenaar. Het jonge hoopje hond dartelde door de plassen, negeerde elk bevel en was uiteindelijk zo vaak rond zijn bazinnetje gedraaid, dat zij omviel, verstrikt in de veel te lange riem. Plu gebroken. Broek bemodderd. Meer gevloek, maar niet minder gekwispel. We schoten in de lach. ‘Tja’, zei mijn buurman, ‘hebben ze haar vast niet verteld, dat hij er met dit weer ook uit moet.’

 

Even later stond ze naast ons. De pup kort houdend nu; aan één stuk door ratelend tegen het diertje. ‘Ja, hij luistert nog niet zo goed,’ zei ze. ‘En hij is ook erg moe. Kijk, hij gaapt al. Dus ik ga maar gauw.’ En weg was ze. De pup achter zich aan slepend. Ik keek m’n buurman aan. Die glimlachte en zei: ‘Ze spreekt duidelijk nog geen ‘honds’.’

 

Laatst vroeg mijn dochtertje: ‘Volgens mij zegt God nooit wat tegen mij. Hoe weet ik nou wat Hij zegt?’

 

Ik dacht terug aan de vrouw. En hoe het leek op mijn verstaan van Gods stem. Hoe vaak heb ik Gods signalen niet opgepakt, net zoals zij de protestgaap van haar verveelde pup niet begreep? Hoe vaak schold ik niet op de modder, terwijl ik mét Hem had kunnen dansen in de plassen? En hoe vaak klaagde ik dat God niet luisterde, terwijl ik aan één stuk door ratelde? Niet beseffend dat een goed Verstaander maar een half woord nodig heeft. Hij kent immers van verre mijn gedachten. De Eeuwige in de hemel ziet meer en weet meer dan ik op aarde. Ik, die net kom kijken. 

 

God is geen gelegenheids-God. Het vraagt meer dan de spreekwoordelijke puppycursus om te herkennen wat Hij tot ons zegt. Maar als je met Hem wandelt door weer en wind, dan wordt Hij jouw vrijheid in de lockdowns van het leven. Beter nog: dan leer je gaandeweg ‘Gods’ te spreken.